vrijdag 20 maart 2009

Kortverhaal: Alleen in de stilte



Alleen in de stilte

Ik ben gehaast.  Vandaag mag ik echt niet te laat komen.  Ik rijd snel, iets te snel.  Gelukkig ben ik de enige op de baan.  In de verte fietsen twee meisjes, ik schat ze zestien.  Ze komen dichterbij, maar ik schenk hun geen aandacht.  Laat ze maar lachen en roddelen, dat doen ze nu eenmaal allemaal.  Ik kijk snel of er een auto uit een zijstraat komt gereden, maar dat is niet het geval.  Terwijl ik de straat indraai, hoor ik de meisjes nog giechelen en rijd ze voorbij.  Mijn auto schokt even en ik hoor geschreeuw.  Zonder omkijken rijd ik verder.  Ik ben er bijna. Eindelijk.

Het gezoem van bijen.  De warmte van de zon op mijn huid.  Het gekriebel van gras onder mijn voeten.  Dit zou een zalig zomergevoel moeten zijn, maar zo ervaar ik het niet.  Mijn beste vriendin Merel is een maand geleden gestorven.  Mijn wereld stortte helemaal in. 

"Sterre, komen eten!", hoor ik mijn moeder roepen.  Ik sta op en doe wat ze vraagt.  Zo gaat het al de hele maand.  Ik doe wat mensen mij vragen, maar daar blijft het ook bij.  Niets van wat ze zeggen of wat er gebeurt, dringt echt tot mij door.  Het is alsof ik alleen leef op deze wereld, alleen ben op deze wereld.
"Ga je morgenavond nog eens uit?" Elke vrijdag dezelfde vraag.  Mijn moeder hoopt dat ik door uit te gaan terug normaal word.  Dat ik het allemaal kan verwerken door met mijn andere vrienden plezier te maken.  Alsof plezier maken ooit hetzelfde zal zijn zonder Merel.  "Ja, misschien doe ik dat wel.  Het zal me goed doen eens even weg te zijn en alles te vergeten." Mijn moeder glundert.  Ik wist dat ze zoiets wilde horen.  Nu laat ze me wel weer een tijdje met rust. 

"Sterre!".  Ik schrik op.  Lars, Merels broer, komt aangelopen.  "Mag ik er bij komen zitten?" vraagt hij nog nahijgend.  Ik knik en hij zet zich neer voor het graf van Merel.  Het blijft een lange tijd stil, tot ik hem hoor snikken.  Het gaat maar door, en het gesnik wordt steeds luider.  Het doet me pijn.  Waarom weent hij nu?  We zitten nu toch bij Merel?  Dan is alles toch goed?  Dan moet er toch niet geweend worden?  "Stop ermee!"  Hij kijkt mij verbaasd aan.  Snapt hij het dan niet?  "Moet jij dan nooit wenen om Merel?" vraagt hij me door al het gesnik heen.  "Neen, ik kan het niet."

"Sterre, dat is lang geleden!", zegt Jana als ik aankom in het jeugdhuis.  "Het doet me goed je nog eens te zien!  Alles goed?" "Hmm.." antwoord ik.  Wat een vraag, natuurlijk gaat het niet goed met mij.  Ze geeft me een knuffel en kijkt me bezorgd aan.  "Kom, dan halen we iets te drinken." zegt ze op een gemaakt vrolijke toon.  Achter de toog staat een knappe jongen die ik hier nooit eerder gezien heb.  Als Merel erbij geweest was, had ze hem  zeker meteen aangesproken en hem mee uitgevraagd.  Jana ziet me naar de jongen kijken en fluistert me al lachend in het oor: "Hij heet Niels en werkt hier nu juist een maand.  Alle meisjes zijn zot op hem, maar hij schijnt het niet door te hebben.  Jammer, ik zou best wel eens met hem willen uitgaan."  Juist een maand... Merel is juist een maand geleden gestorven en ik zit in het jeugdhuis alsof er niets gebeurd is. Alsof Merel en ik nog gewoon op de fiets zaten en alles anders was gegaan.  Maar zo is het niet gegaan.  Ik zit hier alleen zonder Merel.  Zonder Merel.  Ik krijg het benauwd.  Het is hier ook zo druk binnen.  Ik krijg geen lucht meer, dat komt vast door de rook van sigaretten.  Ik loop weg.  Weg van de mensen om me heen.

Het is druk vanavond.  Ik hou wel van die drukte.  Als ik alleen ben, word ik gek.  Die ellenlange stilte, en de eenzaamheid.  Daar kan ik gewoon niet mee leven.  Er staat een meisje voor de toog dat ik hier nog nooit eerder gezien heb.  Ze is mooi, heel mooi.  Helemaal anders dan alle andere meisjes hier.  Er scheelt iets met haar.  Ik wil weten wat.  Haar vriendin begint te lachen en fluistert iets in haar oor.  Het meisje hapt naar adem.  Ik zie de angst in haar ogen.  Ze loopt naar buiten.  Ik loop haar achterna.

Iemand volgt me.  Waarschijnlijk is het Jana, die niet weet waarom ik ben weggelopen.  Niemand weet waarom ik wegloop.  Niemand zou het ook maar kunnen begrijpen.  "Hey, gaat het een beetje?"  Ik kijk verwonderd op, want in plaats van Jana's stem, hoor ik een onbekende jongensstem.  Het is Niels, de nieuwe jongen van achter de toog.  Ik kijk hem vragend aan.  Waarom is hij mij in hemelsnaam gevolgd?  "Eh sorry, ik ben Niels.  Je kent me natuurlijk niet."  Ik schud van 'nee'.  Wat is hier de bedoeling van?  "Ik zag dat het niet goed met je ging, en ben je maar achterna gegaan."  Ik blijf hem al zwijgend aankijken.  "Kan ik je helpen?"  Weer schud ik van 'nee'.  Niemand kan mij helpen.  Niemand.  Dit moet ik alleen doen.  Helemaal alleen.

Ze blijft lopen, ik heb moeite om haar bij te houden.  "Hey, gaat het een beetje?", vraag ik bezorgd.  Ze stopt abrupt en kijkt verwonderd om.  Ze blijft me aankijken met een vragende blik.   Ze ziet er zo kwetsbaar uit.  Het maakt haar nog mooier.  Ik ben even de kluts kwijt.  "Eh sorry, ik ben Niels.  Je kent me natuurlijk niet."  Ze schudt haar hoofd en blijft me aankijken.  "Ik zag dat het niet goed met je ging, en ben je maar achternagegaan."  Een doodse stilte.  Die moet ik doorbreken, ik kan er niet tegen.  "Kan ik je helpen?"  Opnieuw schudt ze haar hoofd.  Ze draait zich om en loopt verder.  Ik blijf alleen achter.  Helemaal alleen.

"Sterre, er is bezoek voor jou."  Wie kan dat nu zijn?  Ik heb toch niemand gevraagd om langs te komen?  Als ik van de trap kom, zie ik mijn moeder praten met Niels.  Hoe weet hij nu dat ik hier woon?  En wat komt hij nu in godsnaam hier doen?  "Ga anders maar even naar jouw kamer, liefje, dan kunnen jullie wat praten", zegt mijn moeder.  Ik wil helemaal niet praten.  Hij kijkt me verwachtingsvol aan en ik geef het op.  Tegenspartelen heeft geen zin.

Ik bel aan.  Een  vrouw van rond de veertig doet open, waarschijnlijk haar moeder.  "Ik kom voor je dochter.  Kan ik haar even spreken alstublieft?", vraag ik haar.  "Voor Sterre?  Kom binnen."  Sterre, zo heet ze dus.  Mooie naam.  Sterre komt de trap afgelopen en zoals ik al verwacht had, kijkt ze me verwonderd aan.  Haar moeder stuurt ons naar Sterres kamer.  Weer een akelige stilte.  Woorden kunnen deze stilte niet meer doorbreken.  Ik stap op haar af en neem haar hoofd tussen mijn handen.  Geen reactie.  Mijn mond zoekt haar mond.  Ik kus haar en tot mijn grote verbazing beantwoordt ze mijn kus.

We staan samen in mijn kamer zonder dat er een woord gezegd wordt.  Zo vind ik het goed.  Niels komt op mij afgelopen.  Ik voel zijn zachte handen die mijn hoofd vastgrijpen.  Het voelt goed.  Zo goed heb ik me sinds Merels dood niet meer gevoeld.  Hij kust me.  Ik kus terug.

"Zeg eens Sterre, wat heb je deze week allemaal gedaan?"  Ik begin te vertellen.  Mijn moeder vindt het nodig dat ik elke week langsga bij de psycholoog om te praten.  Echt veel praten kan je het niet noemen.  Ik vertel gewoon mijn agendapunten van de voorbije week, en hij stelt me wat vragen.  Vragen waarop ik het antwoord zelf niet weet.  "Hoe was het om nog eens uit te gaan?"  Ik haal mijn schouders op.  Zo gaat het altijd.  "Je moeder vertelde me gisteren aan de telefoon dat je een vriendje hebt.  Is dat zo?"  Ik had het kunnen weten.  Ik knik.  Ontkennen heeft hier geen zin.  "Voel je je goed bij hem?"  Ik knik opnieuw.  Het is raar, maar dit is zowat de eerste keer dat ik hem echt de waarheid vertel.     "En hoe past jouw vriendje in het verwerkingsproces omtrent Merel?"  Goede vraag.  Niels helpt me niet echt om Merel te vergeten.  Laat staan om het hele gebeuren te verwerken.  Maar dat wil ik ook niet.  Ik wil niet dat Merel vergeten wordt.  Ze is dan misschien wel dood, maar toch zal ze blijven verder leven in mijn gedachten, in mijn herinneringen aan haar.  Het enige wat Niels doet, is mij wat plezier bezorgen.

Ik zit met Sterre op een bankje in het park.  We zijn vandaag precies een maand samen.  Ik weet niet wat ik van onze relatie moet denken.  Sterre zwijgt voortdurend als ik bij haar ben.  Volgens haar moeder ligt het niet aan mij, maar doet ze het bij iedereen.  Toch vind ik het raar dat ze mij, haar vriendje, niets vertelt.  Misschien vertrouwt ze me nog niet helemaal.  We kennen elkaar  tenslotte slechts een maand.  Ik wou dat ik wist wat in haar omging.

Ik zit voor het raam te wachten op Niels.  Hij komt me ophalen met zijn auto en dan rijden we zo naar het galabal in het jeugdhuis.  Niels heeft vrij vanavond, dus we kunnen samen eens goed uit de bol gaan.  Normaal gezien rijden we altijd met de fiets.  Na Merels dood heb ik nooit meer met iets anders dan met mijn fiets gereden.  Als ik op de fiets zit, voel ik me verbonden met Merel.  Het is één van de weinige dingen die ons nog bindt.  Volgens Niels hoort het niet om met de fiets naar een bal te gaan.  Mijn moeder is het natuurlijk helemaal met hem eens.  Ik heb me er maar bij neergelegd.  De zenuwen stromen door mijn lijf, terwijl ik blijf wachten.  Ik heb een slecht voorgevoel over vanavond.

De bel gaat.  Ik loop naar beneden en doe open.  Daar staat Niels in smoking.  Hij ziet er heel knap uit.  "Mijn auto staat om de hoek.  Ik wou je verrassen."  Nu snap ik waarom ik hem niet had zien aankomen.  Ik zeg mijn moeder gedag en loop samen met Niels naar zijn auto.  Ineens zie ik het weer helemaal voor mij.

Merel en ik fietsen samen naar het jeugdhuis.  We zijn in opperbest humeur, want de proefwerken zijn voorbij.  We lachen om de stomme antwoorden die we op ons laatste proefwerk gegeven hebben.  Achter ons horen we een auto aankomen.  We letten niet op de auto, maar blijven verder lachen.  Merel en ik zijn volop plannen aan het maken voor de zomer.   We zijn gelukkig.  De auto rijdt de straat van het jeugdhuis in, net wanneer wij dat ook doen.  In een oogopslag is het voorbij.  De auto verdwijnt.  Merel ligt op straat. 
Ik blijf alleen achter.  Helemaal alleen.

Foto: Marieke Mertens

Geen opmerkingen:

Een reactie posten